Dit heb je nodig

Zeevissen is niet alleen leuk en populair; het is vooral ook spannend. De zee heeft golven, getijden en enorm veel vissoorten. Je kunt vissen vanaf het strand, maar ook vanaf pieren, dijken en havenhoofden.

 

De bekendste manier van zeevissen is met een strandhengel, een lijn met twee of drie beaasde haken en een werplood. Je kunt echter ook zeevissen met kunstaas en zelfs met een dobber. Op deze pagina zie je welk materiaal je nodig hebt om deze zoute visserijen te kunnen beoefenen.





Om te mogen zeevissen heb je geen VISpas of ZeeVispas nodig. Wel voor het spitten van zeeaas, meedoen aan viswedstrijden van Sportvisserij Nederland en het vissen in een aantal zoute binnenwateren zoals het Veerse meer en het Grevelingenmeer. Let op dat je in kustwater als de Ooster- en Westerschelde, delen van Europoort en de Waddenzee met maximaal twee hengels en niet meer dan drie haken per hengel mag vissen.





Stevige twee of driedelige zeewerphengel van 4 tot 5 meter lang en geschikt voor werpgewichten van 100 tot 200 gram. Met een karperhengel of feederhengel kun je best een keertje zeevissen. Ga je vaker naar zee, dan is de aanschaf van een echte zeewerphengel verstandig.





Grote, sterke en vooral snelle werpmolen van zoutbestendig materiaal. De molenspoel moet groot, hoog en breed zijn en plaats bieden aan minstens 200 meter vislijn van 35/00 dikte, die tot vlak onder de spoelrand is opgewonden. Een extra molenspoel is geen overbodige luxe, om indien nodig snel van lijndikte te wisselen.





Een driepootsteun is overal te gebruiken. Hang wel altijd een zwaar gewicht (bijvoorbeeld een tas of emmer water) aan de driepoot zodat deze niet kan omvallen.





Voor het vissen vanaf de kant op platvis, wijting, gul gebruik je een 35 of 40/00 millimeter nylonlijn in de buurt van stenen of andere obstakels. Op het vlakke strand is 28 of 30/00 nylon voldoende.

Om de klap van het lood tijdens de worp op te vangen en de vis veilig tussen stenen door te loodsen knoop je 7 tot 10 meter 50 tot 70/00 nylon aan de dunnere hoofdlijn. Dit noem je een voorslag.





Onderlijnen of "paternosters" met en zonder afhouders koop je in de winkel, maar kun je ook zelf knopen. Bij stilstaand water en zwakke stroming hebben lijnen met afhouders de voorkeur. Het hoofdgedeelte van de onderlijn dient minstens even dik te zijn als de voorslag. Je hebt platvispaternosters en gulpaternosters. Gulpaternosters zijn steviger en hebben grotere haken. Kijk op www.vissendoejezo.nl voor een uitleg over het zelf knopen van paternosters.





Voor platvis gebruik je langstelige haken in de maten 6 en 4. Voor wijting, kleinere zeebaars en gul kun je een iets grotere haak nummer 2 nemen. Voor het vissen op kabeljauw en grote zeebaars wordt haakmaat 2/0 tot 5/0 gebruikt.





Voor het zeevissen vanaf de kant gebruik je gestroomlijnd werplood of een loodvervanger van 100 tot 200 gram. Gebruik in stroming lood met ankers, in stilstaand water geen ankers. Voor de strandvisserij is er lood met wegklapbare ankers, op pieren en havenhoofden gebruik je lood met stevige vaste ankers.





Voor de verbinding tussen voorslag en onderlijn gebruik je een sterke speldwartel. Voor de verbinding tussen onderlijn en lood een stevige speld of een ovale splitring. Bevestig lood nooit zo aan de lus van de onderlijn want dan slijt de lijn snel door en verspeel je onnodig veel lood.





Zeevissen zijn stuk voor stuk rovers die andere vissen en kreeftachtigen eten. Ook wormen als zeepieren en zagers staan op hun menu, vandaar dat dit goede aassoorten zijn. Zeepieren worden gespit op de slikplaten van de Waddenzee en Zeeuwse Delta. Zagers worden veelvuldig gekweekt. Wie zelf geen aas spit, koopt zijn zeepieren en/of zagers in de hengelsportwinkel.





Voor het bevestigen van zeepieren en zagers op de haak is een aasnaald gemakkelijk. Rijg de zeepier en/of zager voorzichtig op de naald, prik de haakpunt in de holle kant van de naald en schuift het aas over de haak tot voorbij de weerhaak.





Behalve met natuurlijk aas, kun je vooral in de zomer ook met kunstaas vissen. Met veren, lepels, shads en pilkers kun je makreel, fint en zeebaars vangen. Daarvoor gebruik je geen zware zeewerphengel maar een wat langere spinhengel of een lichte karperhengel.





Geep zwemt van mei tot oktober in ons kustwater. Vissen doe je met speciale geepdobbers. Die bevestig je aan je hoofdlijn of voorslag. Aan de dobber komt een lange haaklijn van een meter 30/00 nylon en daaraan een platvishaakje nummer 6 of een ander stevig haakje van gelijk formaat. Als aas een reepje vis, gerookte zalm of een klein levendig kweekzagertje.





Bij het zeevissen is een goede vistas of viskist onmisbaar. Vooral de kunststof viskisten zijn populair omdat die aan de onderkant waterdicht zijn en genoeg ruimte bieden aan vrijwel al het benodigde materiaal. Bovendien kun je er in tegenstelling tot een tas prima op zitten.





Sommige stekken liggen op flinke loopafstand waardoor een strandkar geen overbodige luxe is. Sommige strandkarren zijn zelfs van hengelsteunen voorzien, al heeft een stevige driepoot de voorkeur.