Vissen en vangen

Als je hebt besloten waar je gaat vissen is het tijd om je spullen bij elkaar te pakken. Hoewel je bij het zeevissen niet heel veel materiaal nodig hebt, is er vaak wel een flinke wandeling nodig om op je visplek te komen. Het gebruik van een strandkar om je spullen te vervoeren is daarom geen overbodige luxe.

 

 

Meer heb je niet nodig om een leuke dag aan zee te hebben: één of twee hengels, een driepoot, een koelboxje met aas, een tas of kist met klein materiaal en wat te eten en te drinken.



De zeepieren, zagers en eventuele andere aas blijven lekker vers in een krant, die je in een koelbox bewaard. Stop er op warme dagen een koelelement bij, dan blijft het aas lang goed. Neem ook een aantal aasnaalden mee. Hiermee kun je zeepieren en zagers gemakkelijk op de haak schuiven.



Zeepieren en zagers worden met behulp van een speciale aasnaald met aan één kant een punt en aan de andere kant een holte op de haak geschoven. Via de naaldpunt rijg je de zeepier of zager voorzichtig op de naald, drukt de haakpunt in het holle gedeelte en schuift zo het aas vanaf de naald op de haak.



Kies het juiste stuk lood voor de plek die je gaat bevissen. Als een verre worp noodzakelijk is gebruik je gestroomlijnd werplood of een loodvervanger van 100 tot 200 gram. Als er stroming is gebruik je lood met ankers, in stilstaand water heb je geen ankers nodig. Vanaf het strand kun je lood met wegklapbare ankers gebruiken, op pieren en havenhoofden gebruik je lood met stevige vaste ankers.

Er komen steeds meer loodvervangers die net zo ver werpen als gewoon lood, maar minder belastend zijn voor het milieu. Afgebeeld zijn stukken lood én loodvervangers.



Werpen is bij het zeevissen van doorslaggevend belang. Vis kan soms een flink eind van de pier of van het strand azen, wat een verre worp noodzakelijk maakt. Maar werpen met zwaar werplood is heel iets anders dan een plug of spinner te water laten. Werpen met een zeewerphengel moet je dan ook leren. Oefen alleen niet op een plek waar je anderen tot last bent, maar kies een groot stil strand, een grasveld of een vijver waar je naar hartenlust kunt leren werpen.



Begin een worp door de hengel naar achteren te laten wijzen, iets schuin naar boven. Zet je voeten iets uit elkaar en houd de armen gestrekt. Controleer of je lood en aas goed hangen en er achter je voldoende ruimte is voor de worp. Kijk daarna richting de plek waar het lood terecht moet komen en breng de hengel met een soepele en krachtige beweging naar voren. Alleen de elleboog van de onderste arm buigt tijdens de worp, de andere arm blijft gestrekt. Wijs met de hengel het lood na tijdens de vlucht.

Als je krachtig werpt en de lijn op het juiste moment los laat, zijn worpen van 100 meter en verder mogelijk.



Je hebt zo ver mogelijk en recht voor je ingeworpen. Het wachten is nu op beet. Dat zie je door middel van tikjes of zelfs flinke rukken op de hengeltop. Tik niet bij de eerste de beste beweging meteen aan, maar wacht even. Er zitten immers meerdere haken aan de onderlijn en niet zelden vang je twee of drie vissen tegelijk. Ook krabben kunnen kleine tikjes op de hengeltop geven en intussen het aas van de haken stelen. Draai daarom om het kwartier in om het aas te controleren. Heb je stenen en andere obstakels voor je, draai dan zo snel mogelijk in om niet vast te raken.

Vis je met twee hengels, werp dan één hengel ver weg en de andere dichter bij. Vissoorten als tong en bot bevinden zich vaak dicht bij de kant.



Heb je een vis die je wilt opeten, dood deze dan alvorens te onthaken d.m.v. enkele stevige tikken op de kop met een zwaar voorwerp (priest). Ontdoe de vis van z’n ingewanden en bewaar hem op een koele plaats. Vis die ondermaats is of niet geschikt voor consumptie zet je meteen terug. Dat geld ook als er voldoende vis is voor een maaltijd.
Veel visplezier!